Thema’s > Bestuurlijke organisatie
Het koninkrijk Italië maakte in 1948 plaats voor een democratische republiek. Aan het hoofd staat een president die voor zeven jaar wordt gekozen door een kiescollege, bestaande uit leden van de twee Kamers van het parlement en uit regionale afgevaardigden. In mei 1999 is Carlo Azeglio Ciampi gekozen als opvolger van Oscar Luigi Scalfaro als president. Het staatshoofd heeft geen echte uitvoerende macht, maar kan een belangrijke rol spelen bij het oplossen van regeringscrises. Hij benoemt de minister-president en, na diens advies, de andere leden van de regering. Hij heeft bovendien de bevoegdheid het parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven. De uitvoerende macht berust bij de minister-president en zijn kabinet. Naast de regering heeft ook het parlement wetgevende bevoegdheden. Het parlement bestaat uit twee Kamers: de Kamer van Afgevaardigden met 630 leden en de Senaat met 315 leden. Van de leden van beide Kamers wordt 75 procent gekozen volgens een districtenstelsel en 25 procent op basis van evenredige vertegenwoordiging.
Administratieve indeling
Italië is administratief ingedeeld in 20 regio’s (‘regioni’), 103 provincies (‘province’) en zo’n 8.000 gemeenten (‘comuni’). Vijf regio’s hebben een aparte status, ‘regione con statuto speciale di autonomia’. Dit zijn: Valle d’Aosta, Trentino-Alto Adige, Friuli-Venezia Giulia en de eilanden Sardinië en Sicilië. De overige regio’s zijn: Piëmont (Piemonte) – Lombardije (Lombardia) – Ligurië (Liguria) – Veneto – Emilia-Romagna – Toscane (Toscana) – Umbrië (Umbria) – Marche – Latium (Lazio) – Abruzzen (Abruzzo) – Molise – Campanië (Campania) – Apulië (Puglia) – Basilicata – Calabrië (Calabria).
De regio’s zijn op hun beurt in een groot aantal provincies verdeeld.
De laagste bestuurslaag wordt gevormd door de gemeenten. Sinds de hervormingen in 1990 heeft de lagere overheid meer macht; regio’s, provincies en steden hebben meer eigen inbreng. Zo heeft de burgemeester vooral in grotere gemeenten meer zeggenschap gekregen.
Coalitieregering
Italië heeft sinds 1948 een zeer groot aantal coalitieregeringen gekend, vrijwel steeds geformeerd rond de christen-democratische partij, de DC. Door de roep om intensievere bestrijding van de georganiseerde misdaad en de corruptie is sinds het begin van de jaren negentig een groot aantal frauduleuze praktijken aan het licht gebracht, onder meer in de gelederen van de gevestigde politieke orde. Dit leidde tot de ineenstorting van het politieke systeem van de ‘eerste’ republiek. De regering Amato (1992) startte deze operatie Schone Handen (‘Mani Pulite’) en vormde de basis van het grootscheepse privatiseringsprogramma dat nu voltooid is. Er wordt nu gesproken van de ’tweede’ republiek. Partijen als de socialistische PSI, de republikeinen, de sociaal-democraten en de liberalen, maar bovenal de christen-democraten, zijn vrijwel van het politieke toneel verdwenen. De verkiezingen van mei 2001 leverden een overwinning op voor de door Silvio Berlusconi aangevoerde centrumrechtse alliantie Casa delle Liberta (Huis van de vrijheid), bestaande uit de partijen Forza Italia (de partij van Silvio Berlusconi), Alleanza Nazionale, Lega Nord en Biancofiore. De Casa delle Liberta heeft zowel in de Kamer van Afgevaardigden als in de Senaat de meerderheid.